Opdracht 5 Nog een keer...


De mond bevindt zich rondom de mondholte.

De mondholte is het begin van het spijsverteringskanaal.

De mondholte bestaat uit het gehemelte, de tong, de boven- en onderkaak,

het gebit en de speekselklieren.

In de mondholte wordt voedsel met je tanden en de tong fijn gemalen en

met speeksel vermengd.

Speeksel bevat verteringssappen.
De fijngemalen natte brij gaat vervolgens door de keelholte naar de slokdarm.

De tong bestaat voornamelijk uit spieren.

De tong is het meest beweeglijke orgaan van ons lichaam.

Met de tong kun je zuigen, voedsel verplaatsen, je gebit reinigen en praten.

De tong is bekleed met een groot aantal hele kleine uitsteeksels.

Deze uitsteeksels noem je (smaak)papillen.

Deze papillen zorgen ervoor dat je smaken kunt proeven.

 

Het strottenhoofd ligt onder de keelholte en is de ingang van de luchtpijp.

Tijdens het eten sluit de huig de neusholte af.

Zo komt het voedsel niet in de neus terecht.
Aan de bovenkant van het strottenhoofd zit het strottenklepje.

Het strottenklepje sluit de luchtpijp af tijdens het slikken.

Het voedsel gaat dan de juiste buis in: de slokdarm. Dit voorkomt verslikken.

 

 

 

 

 

De slokdarm loopt van de keelholte tot de maag.
Voedsel wordt door de slokdarm geperst waarbij de darm bewegingen maakt.



De maag is een gespierde, kromme zak bovenin de buikholte.

In de maag wordt een deel van het voedsel verteert.
De maag heeft ook een beschermende functie: het zure maagsap doodt micro-organismen.

De maag heeft een dikke slijmlaag die de maagwand tegen beschadiging door het maagzuur beschermt.

De maagwand is gespierd en door bewegingen wordt het voedsel gemengd en gekneed.

Aan de onderzijde is de maag afgesloten door de maagportier.
Via de maagportier worden kleine porties voedsel doorgelaten naar de twaalfvingerige darm.

Dunne darm
De dunne darm kan 6 tot 7 meter lang zijn.

Hij begint na de maagportier en eindigt in de dikke darm.

Het eerste deel van de dunne darm heet twaalfvingerige darm.

In de dunne darm wordt het voedsel vermengd met darmsap.

In de dunne darm worden de voedingsstoffen verder verteerd.

De darmwand heeft darmplooien.

De darmplooien hebben darmvlokken.
Darmplooien en darmvlokken maken dat de darmwand een groot oppervlak heeft.

Daardoor kunnen er veel voedingsstoffen tegelijkertijd worden opgenomen.

 

Na de dunne darm komt de voedselbrij terecht in de dikke darm.

De dikke darm is ongeveer anderhalve meter lang.

 

De blinde darm is eigenlijk een soort doodlopend stukje dikke darm, waaraan

een wormvormig aanhangsel zit: de appendix.


De dikke darm bevat veel bacteriën die de overgebleven voedselresten kunnen afbreken.

In de dikke darm wordt bijna al het water uit de onverteerde voedselresten gehaald en

opgenomen door bloedvaten in de wand van de dikke darm.

De endeldarm is het laatste deel van de dikke darm.

In de endeldarm worden onverteerde voedselresten (ontlasting) verzameld en tijdelijk opgeslagen.

De anus sluit de endeldarm af.

De anus gaat alleen open als vanuit de hersenen het signaal wordt gegeven.

Het is een bewuste reactie. Zo kun je je ontlasting regelen.

 




Maak jouw eigen website met JouwWeb