Opdracht 1b Prikkels en impulsen


Prikkels en impulsen

Zintuigen bestaan dus uit zintuigcellen.

Zintuigcellen nemen prikkels uit de omgeving waar.

Als dat gebeurt, ontstaan er in de zintuigcellen impulsen.

Dat zijn elektrische stroompjes die door de zintuigcellen aan zenuwcellen worden doorgegeven.

De zenuwcellen vormen samen zenuwen.

De zenuwen zijn lange dunne draden, die door het hele lichaam lopen.

Ze verbinden de zintuigcellen met de hersenen.

Als de impuls in de hersenen terechtkomt, reageer je op de prikkel.

De hersenen sturen een impuls naar de spieren.

Komt de impuls bij de spier aan, dan komen de spiercellen in actie.

Is de reactie bedacht, dan noem je de reactie bewust.

 

Soms gebeuren er dingen buiten je wil om; je spreekt dan van een onbewuste reactie.

Een snelle onbewuste reactie noem je een reflex.

 

Voorbeelden:

Wanneer je vanuit een donkere ruimte een verlichte kamer ingaat

vernauwen de pupillen in je ogen.

 
Wanneer je met een blote voet in een punaise trapt, til je razendsnel je voet op.

 

Op dat moment zullen in je andere been bepaalde spieren aangespannen worden

om te voorkomen dat je omvalt.

 

Nog een voorbeeld:

  • Je raakt per ongeluk iets warms aan.
  • Zintuigcellen in je vinger worden geprikkeld.
  • Via de gevoelszenuwcellen gaat een impuls naar het ruggenmerg.
  • Vanuit het ruggenmerg gaat direct een impuls terug

      naar de spieren van je hand.

  • Je trekt je hand terug.
  • Daarna gaat er een impuls naar de hersenen.
  • Je neemt de pijn waar.

Beantwoord de onderstaande vragen.

Bespreek je antwoorden met je buurman/buurvrouw

 

1. Welk woord moet op de open plaats?
    Je neemt ...... uit de omgeving waar door middel van je zintuigen.

a. prikkels

b. impulsen

c. reflexen

 

2. Zintuigcellen geven prikkels via de zenuwen door aan ...... .

a. je hersenen.
b. je spieren

 

3. Een snelle onbewuste reactie noem je een ...... .

a. impuls

b. reflex

c. prikkel